18286 |
lange broek |
boks:
boks (Q039p Hoensbroek),
broek:
brook (Q039p Hoensbroek),
lange broek:
lang brook (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
pantalon (fr.):
pantalon (Q039p Hoensbroek)
|
pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24645 |
lange dunne boom |
dunne boom:
ideosyncr. (verschrijving voor dunne ?)
eine dunne baum (Q039p Hoensbroek),
vits:
een viets (Q039p Hoensbroek)
|
Een lange dunne boom (zwiemel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24733 |
lange dunne tak |
gard:
een geert (Q039p Hoensbroek),
zwieper:
ideosyncr.
zwieper (Q039p Hoensbroek)
|
Een lange dunne tak (geert) [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18367 |
lange kleurige herenkous |
hoos:
hoaze (Q039p Hoensbroek),
hoāze (Q039p Hoensbroek),
kniehoos:
knijhoaze (Q039p Hoensbroek),
lange hoos:
lang haoze (Q039p Hoensbroek),
sok:
zökke (Q039p Hoensbroek)
|
mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18599 |
lange onderbroek? |
lange onderbroek:
lang oongerbrook (Q039p Hoensbroek),
lang ungerbrook (Q039p Hoensbroek),
lang òngerbrook (Q039p Hoensbroek),
lang ôngerbrook (Q039p Hoensbroek),
onderbroek:
ongerbrook (Q039p Hoensbroek)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18558 |
lange overjas |
jas:
jas (Q039p Hoensbroek),
lange overjas:
lange üüverjas (Q039p Hoensbroek),
mantel:
mantel (Q039p Hoensbroek)
|
jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18552 |
lange smalle broekzak |
broekenschede:
brookesjei (Q039p Hoensbroek),
maattas:
b.v. voor maat van een timmerman
maottesj (Q039p Hoensbroek)
|
zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24906 |
lange tijd |
toer:
toer (Q039p Hoensbroek),
toër (Q039p Hoensbroek)
|
een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24418 |
langpootmug |
snijder:
inne sjnieder (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33323 |
langwerpige hoeve |
langhuis:
laŋkhūs (Q039p Hoensbroek)
|
Het boerderijtype waarbij het bouwwerk één geheel vormt; woonhuis, stallen en schuur zijn achter elkaar geplaatst onder één langwerpig dak. Navraag naar verschil in boerderijbenaming, wanneer de grote deeldeuren in de korte of achtergevel dan wel in de lange zijgevel zijn geplaatst, leverde slechts in drie plaatsen een positief antwoord op. Zie onder de typen gevelhuis en schuurhuis. Waar de opgave identiek is met de naam voor de boerderij in het algemeen (zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1), ook voor de fonetische documentatie van deze opgaven), is doorgaans aangegeven dat dit het enig voorkomende type is en derhalve geen specifieke naam heeft. De betreffende opgaven zijn wel bij de lemmata 1.2.1 - 1.2.6 opgenomen en staan telkens vooraan in het lemma. Bij het type langhuis is niet goed uit te maken of het om een woordgroep dan wel om een samenstelling gaat. Slechts een enkele keer is het woordaccent aangegeven; dan staat het op de eerste lettergreep. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 2. [N 4A, 1a en 2a]
I-6
|