21471 |
betalen |
betalen:
betale (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
bloeden?:
blooen (Q039p Hoensbroek),
over de brug komen:
üaver de brük kumme (Q039p Hoensbroek)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21875 |
betaling |
betaling:
betaling (Q039p Hoensbroek)
|
de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
van streek:
ik bin van streek gebrach (Q039p Hoensbroek)
|
van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19014 |
beteuterd kijken |
op zijn neus kijken:
op zien neus kieke (Q039p Hoensbroek)
|
op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
traperen (<fr.):
trappere (Q039p Hoensbroek)
|
een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
benauwde lucht:
benauwde locht (Q039p Hoensbroek),
betrekken:
de loch betrekt (Q039p Hoensbroek),
de lŏch betrukt (Q039p Hoensbroek),
de lòch betrukt (Q039p Hoensbroek),
het is aa-n:t betrekke (Q039p Hoensbroek),
zich betrekken:
het betrukt zich (Q039p Hoensbroek)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
beugelen (Q039p Hoensbroek)
|
Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22422 |
beugelring |
beugel:
beugel (Q039p Hoensbroek)
|
De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18378 |
beugeltas |
beugeltas:
būūëgeltesj (Q039p Hoensbroek),
bûûgeltesj (Q039p Hoensbroek),
knipbeurs:
knip bûûsj (Q039p Hoensbroek)
|
tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24561 |
beuk |
beuk:
-
buu:-ëk (Q039p Hoensbroek)
|
beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|