19224 |
raden |
raden:
raoe (Q039p Hoensbroek),
roa (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
roane (Q039p Hoensbroek)
|
raden [N 07 (1961)]
III-3-2
|
21209 |
radio |
radio:
radio (Q039p Hoensbroek)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18167 |
rafel |
rafel:
raofel (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
rafele (Q039p Hoensbroek)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19576 |
ragebol |
ragebol:
eigen spellingsysteem
ragebol (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
spinnenkop:
sjpinnekop (Q039p Hoensbroek),
sjpinnekóp (Q039p Hoensbroek)
|
bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rails (Q039p Hoensbroek)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammelaar (Q039p Hoensbroek),
remmelèèr (Q039p Hoensbroek)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1, III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34631 |
rammelkar |
rammelskar:
ramǝlskar (Q039p Hoensbroek)
|
Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92]
I-13
|
18413 |
rand van een hoed |
luif:
luif (Q039p Hoensbroek),
löf (Q039p Hoensbroek),
rand:
hoote rand (Q039p Hoensbroek),
rand (Q039p Hoensbroek)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|