18110 |
puistjes |
brobbels:
broebels (P188p Hoepertingen)
|
Puistjes (bobbels, broebels, bulten). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18693 |
pullover |
wambuis:
wa:məs (P188p Hoepertingen)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
bek:
bęk (P188p Hoepertingen)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
17594 |
pupil |
kindje:
het kientje van oer oog (P188p Hoepertingen)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt (pupil, kijker, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
23279 |
purper |
violet:
Opm. de flette kleur.
flet (P188p Hoepertingen)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
33635 |
putemmer |
puttob:
pøtoͅp (P188p Hoepertingen)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33624 |
putgalg |
gaffel:
gaffel (P188p Hoepertingen)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
putgard:
pøtgi̯aət (P188p Hoepertingen),
putstaak:
pøtstoək (P188p Hoepertingen)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e roewtsel (P188p Hoepertingen)
|
Een raadsel. [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
venster:
vī ̞.jnstǝr (P188p Hoepertingen
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|