26650 |
vat |
half vat:
ha.lǝf ˲vǭǝ.t (P188p Hoepertingen
[(10 kg)]
),
klats:
klats (P188p Hoepertingen),
vat:
vǫǝt (P188p Hoepertingen
[(25 kg)]
),
vǭǝt (P188p Hoepertingen
[(20 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
32342 |
vat, ton |
vat:
vāǝt (P188p Hoepertingen)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
21284 |
vechten |
vechten:
vēͅXtə (P188p Hoepertingen),
ze zen wiral an ⁄t vechten (P188p Hoepertingen)
|
vechten [ZND A1 (1940sq)] || Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
34466 |
vechthaan |
soorthaan:
sō.rthǭǝn (P188p Hoepertingen)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34266 |
vee |
beesten:
bestǝ (P188p Hoepertingen)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34269 |
vee fokken |
kweken:
kwekǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.]
I-11
|
34268 |
vee houden |
houden:
hā (P188p Hoepertingen)
|
Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a]
I-11
|
34270 |
veearts |
artist:
ártis (P188p Hoepertingen)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
zuipen:
z.oͅpə (P188p Hoepertingen)
|
zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
18547 |
veel te wijde broek |
flodderbroek:
floͅdərbruk (P188p Hoepertingen)
|
broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|