25227 |
zacht winterweer |
zoet (weer):
zyt (P188p Hoepertingen)
|
zacht winterweer [open, wak] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19537 |
zachtharige bezem |
bezem:
om straat of stal te vegen
beͅsəm (P188p Hoepertingen),
spin:
spen (P188p Hoepertingen)
|
bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18393 |
zak in kledingstuk |
maal:
moal (P188p Hoepertingen),
mowəl (P188p Hoepertingen)
|
Hoe noemt U een van de zakken van een kledingstuk (tes, zak?)? [N 62 (1973)] || Zak in een kledingstuk [zak, tes, maal] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
26641 |
zak, pungel |
zak:
zak (P188p Hoepertingen)
|
Een zak is de gewone verpakking voor graan. Het woordtype balle wordt gebruikt voor een grote, vierkante zak terwijl pungel wordt gebezigd voor een klein zakje. Een zak woog 100 kg, een balle 50 tot 75 kg en een pungeltje 5 tot 20 kg - Coenen, pag. 177. [Jan 257; Coe 243; Grof 274]
II-3
|
18186 |
zakdoek |
maalneusdoek:
molnøsdu:k (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
moələzduk (P188p Hoepertingen),
neusdoek:
nøsdu:k (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
Neusdoek. [ZND 05 (1924)] || zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] || Zakneusdoek (fr. mouchoir). [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
26520 |
zakhaak |
haakje:
(mv)
hø̜̜kskǝs (P188p Hoepertingen)
|
IJzeren haakje waarmee de te vullen meelzak wordt opengehouden. Om de zak op te hangen kunnen twee systemen gebruikt worden: a) de zak wordt met vier haakjes rondom de meelpijp bevestigd; b) de zak wordt aan één kant van de pijp aan twee haakjes vastgemaakt, terwijl hij aan de andere kant wordt opengehouden door een derde haakje dat verbonden is met een koord dat over een katrolletje loopt en waaraan een zakje zand of een ander tegengewicht hangt. Dit systeem heeft het voordeel dat de molenaar de kwaliteit van het meel tijdens het malen al kan controleren. In l 265 werd op deze wijze gewerkt. Zie ook afb. 83 en 84. De kram uit Q 77 was een stuk ijzer in de vorm van een hoek van 90ű, dat in het hout werd geslagen en waarin de zak kon worden gehangen. [N O, 24f; Vds 166; Jan 169; Coe 154; Grof 184]
II-3
|
18234 |
zakhorloge |
zakhorloge:
zakhorloge (P188p Hoepertingen)
|
Zakhorloge. Uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [uur, knol, raap] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19610 |
zaklamp |
pitslamp:
zaklamp
pitslamp (P188p Hoepertingen)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23226 |
zalig |
gelukkig*:
e gəløkich - (P188p Hoepertingen),
zalig:
e zolich - (P188p Hoepertingen)
|
Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
33678 |
zand, zandgrond |
zavel:
zǫvǝl (P188p Hoepertingen)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|