e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3596
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duiken duikelen: en t wetter denkele (Hoepertingen) In het water duiken. [ZND 33 (1940)] III-3-2
duim duim: doum (Hoepertingen, ... ) een duim [ZND A2 (1940sq)] || een duim, (duimen) [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
duits duits: døəts (Hoepertingen) Duits [ZND 01 (1922)] III-3-1
duivel duivel: dyvəl (Hoepertingen) Een duivel. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
duivenhok duivenkot: daovəkot (Hoepertingen), døwvəkòt (Hoepertingen), dǫu̯vǝkǫt (Hoepertingen), het douvekot (Hoepertingen) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenhok add. kot: koͅt (Hoepertingen) Een kevie (voor duiven). [ZND A1 (1940sq)] III-3-2
duivenmand gaouille: [sic]  gajul (Hoepertingen) Een kevie (voor duiven). [ZND A1 (1940sq)] III-3-2
duivenmelker duivenman: dauvemann (Hoepertingen) Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] III-3-2
duivenslag kiever: [sic]  ki.vər (Hoepertingen), kijker: kē.kər (Hoepertingen), kē̜ ̞kǝr (Hoepertingen), klampetten: klampętǝ (Hoepertingen) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duivin: devin (Hoepertingen), duivin (Hoepertingen), dəvi‧n (Hoepertingen) duif, wijfje [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)] III-4-1