22787 |
duiken |
duikelen:
en t wetter denkele (P188p Hoepertingen)
|
In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
17666 |
duim |
duim:
doum (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
een duim [ZND A2 (1940sq)] || een duim, (duimen) [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
21312 |
duits |
duits:
døəts (P188p Hoepertingen)
|
Duits [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
23225 |
duivel |
duivel:
dyvəl (P188p Hoepertingen)
|
Een duivel. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
21965 |
duivenhok |
duivenkot:
daovəkot (P188p Hoepertingen),
døwvəkòt (P188p Hoepertingen),
dǫu̯vǝkǫt (P188p Hoepertingen),
het douvekot (P188p Hoepertingen)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22249 |
duivenhok add. |
kot:
koͅt (P188p Hoepertingen)
|
Een kevie (voor duiven). [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
22014 |
duivenmand |
gaouille:
[sic]
gajul (P188p Hoepertingen)
|
Een kevie (voor duiven). [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenman:
dauvemann (P188p Hoepertingen)
|
Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
kiever:
[sic]
ki.vər (P188p Hoepertingen),
kijker:
kē.kər (P188p Hoepertingen),
kē̜ ̞kǝr (P188p Hoepertingen),
klampetten:
klampętǝ (P188p Hoepertingen)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
devin (P188p Hoepertingen),
duivin (P188p Hoepertingen),
dəvi‧n (P188p Hoepertingen)
|
duif, wijfje [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|