e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kegelen kegelen: kégëlë (Hoeselt) Kegelen: oud volkssport. III-3-2
kegels (mv.) kegels: mitə ke:gəls jöt nimi gəspilt (Hoeselt) met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder keller: kalər (Hoeselt) kelder [RND] III-2-1
kelk kelk: kelk (Hoeselt), kèlk (Hoeselt, ... ) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelkdoekje kelkdoekje: kèlkdukskə (Hoeselt) Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelklepeltje kelklepeltje: kèlklèppəlkə (Hoeselt) Het kelklepeltje. [N 96B (1989)] III-3-3
kemphaan kemphaan: Frings  keͅmphōͅn (Hoeselt) kemphaan (29 alleen langs de rivieren in weiland; mannetjes hebben in het voorjaar bonte veerkragen en houden gezamenlijke schijngevechten [N 09 (1961)] III-4-1
kerel kerel: kiil (Hoeselt), kjeil (Hoeselt) Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND] III-3-1
keren draaien: drē̜n (Hoeselt), omdraaien: ymdrē̜ǝ (Hoeselt) Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] II-7
kerk kerk: kerk (Hoeselt), kèrk (Hoeselt) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] III-3-3