34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
stoten:
stōtǝ (Q077p Hoeselt)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
achteruit stoten:
ātǝrǭu̯t stø̄tǝ (Q077p Hoeselt),
terugstoten:
trøkstōtǝ (Q077p Hoeselt)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
34623 |
met de kar rijden, iets vervoeren |
varen:
vǭrǝn (Q077p Hoeselt)
|
Dit lemma vormt een aanvulling van het lemma met paard en kar rijden in wld I.10. Alleen de opgaven voor de plaatsen waarvoor in WLD I.10 geen materiaal voorhanden was, zijn hier opgenomen. De kaart combineert de gegevens van beide lemmata. [N 17, 94; RND 97; monogr.]
I-13
|
33176 |
met de schop poten, kuiltjes maken |
kuiltjes maken:
kø̜lkǝs mǭkǝ (Q077p Hoeselt)
|
Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.]
I-5
|
22341 |
met de vlakke hand op iemands rug slaan |
hogen:
hógë (Q077p Hoeselt)
|
met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
klakken:
kla.kǝ (Q077p Hoeselt)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
22641 |
met een drijftol spelen |
kokkernollen:
Afbeelding pag. 160.
kokkërnolle (Q077p Hoeselt),
Doormiddel [sic] van een fijn koordje wordt de kokkernol, lijk een tol, in beweging gebracht. Als hij eenmaal in beweging is, wordt hij, doormiddel van een fijn koordje dat vastgemaakt is aan een stokje, aangezwengeld. t Is de bedoeling dat de kokkernol zo lang mogelijk blijft rondtollen.
kokkërnollë (Q077p Hoeselt)
|
[Met de] zweeptol [spelen]. || Spelen met de draaitol (zweeptol).
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
doppen:
doppë (Q077p Hoeselt),
Op de verharde grond wordt een cirkel getrokken van ongeveer 3 meter doormeter. Speler A smijt zijn dop, die met een koord van 1 meter lang wordt aangetrokken, met een stevige worp in de cirkel. Dan is het de beurt aan speler B die moet trachten met zijn scherpgeslepen dop de andere te raken en uit te schakelen of doormidden te klieven. Als bescherming verstevigt men de dop met duimspijkers. De dop die het langst draait is de winnaar.
doppë (Q077p Hoeselt)
|
Met de tol spelen. || Tollen.
III-3-2
|
22823 |
met een priktol spelen in een ring add. |
cent doppen:
1. "Ringske doppen": Men trekt een ronden ring op den grond van 2 tot 4 m doorsnee. Men werpt den dop er in, en "sjachert"deze alszoo dat hij in den ring blijft liggen. Dan wordt hij door de andere priktollen bestookt met het doel hem te klieven. Zoo er eene in gelukt den priktol te klieven, dan is de "piegel"voor de (ijzeren draaipunt). - Gewoonlijk echter wordt de binnenliggende priktol "knotsend"uit den ring gesmeten door den aanvaller.
cent doppen (Q077p Hoeselt)
|
Welke bijzondere spelen doen de kinderen met de priktol? Beschrijf kort. [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
17946 |
met grote stappen lopen |
schrijden:
sjrieën (Q077p Hoeselt)
|
Grote stappen maken (greien, schrijden, treden, stappen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|