e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
viool viool: vijool (Hoeselt), viool (Hoeselt) het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
viooltje flet: flette (Hoeselt), fletje: flètsjës (Hoeselt), pense-tje: pô(n)sékës (Hoeselt) I-7
visaas sprok: sproͅk (Hoeselt) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel visroede: veschreu (Hoeselt), vischruu (Hoeselt), vèsruu (Hoeselt, ... ), Sub ruu.  vèsruu (Hoeselt), visstek: veesstek (Hoeselt) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)] || Vislijn. III-3-2
vissnoer visdraad: vèsdrwo`t (Hoeselt) een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn] [N 112 (2006)] III-3-2
vlaai vlaai: verklw. vloikë  vloi (Hoeselt) taart III-2-3
vlaai met deegdeksel taart: Verklw. tôertjë  tôert (Hoeselt), taartenvlaai: tôertvloi (Hoeselt) fruittaart met deksel III-2-3
vlaams vlaams: hij kan vlaamsch (Hoeselt), vlams (Hoeselt, ... ), vlaomsch (Hoeselt), vloms (Hoeselt), vloomsch (Hoeselt) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlaamse gaai markolf: merkëf (Hoeselt), martkolf: mertëkollëf (Hoeselt) vlaamse gaai III-4-1
vlag vaan: vāon (Hoeselt) vlag [ZND 17 (1935)] III-3-1