19415 |
het vuur doven |
laten uitgaan:
laote oetgaon (L325p Horn),
uitdoen:
et veur (inne sjtaof) oetdoon (L325p Horn)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
20404 |
heten |
heten:
heite (L325p Horn)
|
heeten [SGV (1914)]
III-2-2
|
32923 |
heukeling |
opper:
ǫpǝr (L325p Horn)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
32924 |
heukelingen spreiden |
in (huistplaatsen) gooien:
in (huistplaatsen) gooien (L325p Horn)
|
Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.]
I-3
|
17645 |
heup |
heup:
hêûp (L325p Horn)
|
heup [SGV (1914)]
III-1-1
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
bult:
bultj (L325p Horn),
heuvel:
heuvəl (L325p Horn),
hoogte:
hēūgdje (L325p Horn),
(duidelijk a-achtig).
hûûgdje (L325p Horn),
verhoging:
vərhèùgïng (L325p Horn)
|
heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte [SGV (1914)] || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
hak:
hak (L325p Horn),
vers:
vaers (L325p Horn),
vairs (L325p Horn),
vèrs (L325p Horn)
|
hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
18012 |
hijgen |
gijgen:
giege (L325p Horn)
|
hijgen (naar adem) [SGV (1914)]
III-1-2
|
18029 |
hik |
hik:
hik (L325p Horn)
|
hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21462 |
hinderen |
hinderen:
hinjere (L325p Horn)
|
hinderen [SGV (1914)]
III-3-1
|