e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huismus, mus huismus: (hoes)mös (Horn), kets: kets (Horn), korenjood: kaorejoed (Horn), korendief  kòòrejoet (Horn), mus: mùsch (Horn) huismus || huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Horn), vlieg: vleeg (Horn) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] III-4-2
huiszegen huiszegen: hoeszaige (Horn) De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)] III-3-3
huiszwaluw huiszwalg: hoeszjwalg (Horn), zwalg: zwalg (Horn) huiszwaluw || huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1
huiveren rijderen: (riejere) (Horn), schuiveren: schøvere (Horn), zich sjuuvere (Horn) huiveren [SGV (1914)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig schuiverig: sjuuverig (Horn) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering schuivering: sjuuvering (Horn) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hul hul: höl (Horn) hul (kap) [SGV (1914)] III-1-3
hurken (zich) hukken: høke (Horn), op het hukje gaan zitten: op t huukske gaon zitte (Horn) hurken [SGV (1914)] || hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
huurhuis huurhuis: huurhoes (Horn) huurhuis [SGV (1914)] III-2-1