e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knabbelen knabbelen: knabbele (Horn) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knecht knecht: eine noewe knecht (Horn) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knęxt (Horn) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen duwen: duje (Horn), pitsen: pitse (Horn) knellen [SGV (1914)] III-1-2
kneu heivink: heivink (Horn) kneu III-4-1
kneuzen blutsen: blutse (Horn) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knevels knevelen: knēvǝlǝ (Horn), knevelringen: knēvǝlreŋ (Horn) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: knie (Horn) knie [SGV (1914)] III-1-1
knieband voor een stier of kalf kniezeel: knizɛi̯l (Horn) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knielbankje knielbankje: knielbenkske (Horn) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3