22794 |
aanlopen |
zijn aanloop nemen:
zennen aenloup nemen (Q165p Horpmaal)
|
Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
19009 |
abuis |
mis:
da`s miës (Q165p Horpmaal)
|
Dat is mis. [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
20656 |
andijvie |
andijve:
andī.və (Q165p Horpmaal)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
18568 |
bandje om de kraag vast te zetten |
lommel:
lummel (Q165p Horpmaal)
|
het bandje op de kraag dat diende om deze eventueel vast te zetten (lummel?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18563 |
bandje over de mouw aan de onderkant |
pat (<fr.):
cfr. WNT: pat (I) [van fr. patte], bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.
pat (Q165p Horpmaal)
|
een bandje over de mouw aan de onderkant (pat?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
21514 |
bekeuren |
eraan maken:
droan moaken (Q165p Horpmaal)
|
beboeten [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21471 |
betalen |
betalen:
dje mot geld hebben vür te koennen betalen (Q165p Horpmaal)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19978 |
blaffen |
bellen:
beͅi̯lə (Q165p Horpmaal)
|
blaffen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
20693 |
bloedworst |
bloedpens:
bluu̯tpɛ.ns (Q165p Horpmaal)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19646 |
bloemperk |
bed:
beͅt (Q165p Horpmaal),
rabat:
rəbat (Q165p Horpmaal)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|