18346 |
lap op een schoen |
lap:
lap (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28472 |
larven |
maaien:
mājǝ (L246p Horst)
|
Toestand van larf van het broed vóór de verzegeling. Normaal is dat de eieren, zowel die waaruit werkbijen als die waaruit darren of moeren geboren worden, na drie dagen uitkomen in de vorm van een larf of made. Na vijf dagen heeft de larf door goed voeren een gewicht bereikt dat het 1500-voudige is van haar geboortegewicht. Vijf dagen duurt deze toestand als larf. Vervolgens wordt de cel verzegeld en treedt verpopping op van de larf. Dertien dagen zit ze in de gesloten cel. In totaal duurt het dus 21 dagen, voor dat werkelijke werkbij er is. Bij de dar duurt deze periode 24 dagen en bij de koningin slechts 15 à 16 dagen. [N 63, 21b; Ge 37, 68]
II-6
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lastig (L246p Horst),
lāstig (L246p Horst),
moeilijk:
meujelik (L246p Horst),
niet gemakkelijk:
neet gemekkelik (L246p Horst),
zwaar:
zwaor (L246p Horst)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19289 |
lastig zijn |
klieren:
kliere (L246p Horst)
|
tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
loaten (L246p Horst)
|
laten [SGV (1914)]
III-1-2
|
25035 |
lawaai, herrie |
heibel:
heibel (L246p Horst),
herrie:
herrie (L246p Horst, ...
L246p Horst),
lawaai:
lawei (L246p Horst),
spektakel:
spektakel (L246p Horst)
|
een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19391 |
ledikant |
bedstee:
is een gewoon bed!
beͅtsteͅi̯ (L246p Horst)
|
ledikant [RND]
III-2-1
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
leeftijd:
geej l؉pt nach fleenk veuR oowe
lēftiet (L246p Horst)
|
U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)]
III-2-2
|
20953 |
leeg, gezegd van een noot |
leeg:
lēēg (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
laeg (L246p Horst),
Opm.: netals bij Eng. have.
lēg (L246p Horst),
verlaten (ruimte):
verlaotə (L246p Horst)
|
leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] || niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|