e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterknie schijthak: sxithak (Horst) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achterploeg ploeg: [ploeg] (Horst) Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b] I-1
achterste achterste: ächterste (Horst) achterste [SGV (1914)] III-1-1
achterste keerstrook achterst(e) vooreind: ę̄ ̞xtǝrstǝ [vooreind] (Horst) De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5] I-1
achteruit terug: trik (Horst) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruittrappen achteruitslaan: axtǝrutslǭn (Horst) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand achterste bred: axtǝrstǝ brēt (Horst), achterste bredje: axtǝrstǝ bretjǝ (Horst) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwerk gat: gaat (Horst), kont: koont (Horst), telder: telder (Horst), vot: vot (Horst) Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)] III-1-1
adamsappel adamsappel: adamsappel (Horst) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adem adem: aom (Horst) adem [SGV (1914)] III-1-1