e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
franje franje: fraanje (Horst), frānjǝ (Horst) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
frees frees/fraise (fr.): frē̜s (Horst) Een modern akkerwerktuig waarvan de aan-gedreven as voorzien is van een reeks messen, haken of tanden die in de grond hakken en deze fijn maken. [N 11, 72 add.; N 11A, 169b; N J, 10; div.; monogr.] I-2
fruit bewaren muiken: moeəke (Horst), laten rijpen van fruit  moëken (Horst) fruit bewaren; Kent u een werkwoord muiken, meuken, muken, moeken? Zo ja wat betekent het? Hoe spreekt men het uit? [DC 31 (1959)] || meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)] III-2-3
fruit eten grazen: grààze (Horst) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruiten braden: lauk braojə (Horst) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fuchsia bellenstruik: bellestroek (Horst) Fuchsia (fuchsia). Halfheesters of heesters, soms zelfs boompjes met meestal kruisgewijs staande bladeren. De bloemen zijn kelkvormig (bellekesbloem, bel, klok). [N 92 (1982)] III-2-1
fuik fuik: foek (Horst) fuik [SGV (1914)] III-3-2
fuut fuut: fuut (Horst, ... ) fuut (48 bruine kuif en kraag; alleen op grote vennen en plassen; zomervogel [N 09 (1961)] || fuut (vogel) [SGV (1914)] III-4-1
gaan gaan: gōā (Horst), B.v. heej ging inèns de deur oet.  gaon (Horst) gaan [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaar gaar: gáár (Horst) gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] III-2-3