e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L414p plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trechter trechter: trɛxtǝr (Houthalen) De zinken of loden bak die het water van samenkomende afvoerbuizen opvangt. [N 64, 149h] II-9
trechter op de gierton trechter: trɛxtǝr (Houthalen), zeikbak: [zeik]˱bak (Houthalen) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
trede trede: treeͅ (Houthalen), trēt (Houthalen), trid: trit (Houthalen) De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.] || Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.] I-13, II-9, III-2-1
treeft rooster: rustǝr (Houthalen) Rooster om een heet ijzer op te zetten. De informant van Q 83 gebruikt als onderzetter meestal een (schoen)zool. Zie afb. 18. [N 59, 22] II-7
trein trein: ps. omgespeld volgens Frings!  trēͅn (Houthalen) een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)] III-3-1
treiteren de duvel aandoen: iemand den duvel āāndōēn (Houthalen), faradien: citaat: van het Fr. faire enrager, in het Waals f enragie overgebracht door de mijnwerkers  faradjieën (Houthalen), judassen: judassen (Houthalen), koeioneren: iemand kŏŭjeneeren (Houthalen), kooieneeren (Houthalen), plagen: iemand plôâgen (Houthalen), plouegen (Houthalen), tergen: imant tergə (Houthalen), treiteren: tretteren (Houthalen) Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] III-1-4
trek, eetlust honger: hoŋər (Houthalen) hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] III-2-3
trekhaken, -ogen haken: hięk (Houthalen), hōǝk (Houthalen) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekharmonica harmonica: harmonika (Houthalen), monica: monika (Houthalen), trekzak: trekzak (Houthalen) Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] III-3-2
trekken trekken: treͅkən (Houthalen) trekken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2