34551 |
jonge gans |
ganzenkieken:
ganzǝkękǝ (L414p Houthalen),
jonge gans:
jǫŋ gau̯s (L414p Houthalen),
kieken:
kikǝ (L414p Houthalen)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
lam:
la.mp (L414p Houthalen)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L414p Houthalen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
vrijer:
vrijer (L414p Houthalen)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
34455 |
jongen ter wereld brengen |
lammen:
lamǝ (L414p Houthalen)
|
[N 77, 94]
I-12
|
18579 |
jongenshemd |
jongenshemd:
jongeshump (L414p Houthalen)
|
Jongensondergoed, jongenshemd [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21335 |
jood |
jood:
jene jood, twie joden (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
n joed, twie joeden (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
’n Judas (L414p Houthalen),
als in ja
iene Judas (L414p Houthalen)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
juffrouw (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
juffrouw [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|