25013 |
omtrek, omvang |
omtrek:
umtrek (L414p Houthalen),
ømtreͅk (L414p Houthalen)
|
de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
ømzętǝ (L414p Houthalen)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
25087 |
onbelangrijk |
min:
men (L414p Houthalen),
min (L414p Houthalen),
onbelangrijk:
oͅnbəlaŋreͅk (L414p Houthalen)
|
niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klieͅr (L414p Houthalen),
kloar (L414p Houthalen),
licht:
lext (L414p Houthalen)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)] || onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
begaden:
begaaie (L414p Houthalen),
vernielen:
vərnilə (L414p Houthalen)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24637 |
ondereinde van de stam |
kont:
kont (L414p Houthalen),
post (in de grond):
(post in de grond) (L414p Houthalen)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
onergoed (L414p Houthalen)
|
Ondergoed, het algemene, gewone woord voor de onderkleding. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ǫnǝrhām (L414p Houthalen)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hømt (L414p Houthalen)
|
hemd, hemden (mv.) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpulf:
hūtpluf (L414p Houthalen),
hy(3)̄tpølf (L414p Houthalen),
lang kussen:
laŋ køsə (L414p Houthalen),
peluw:
pəlyw (L414p Houthalen)
|
een hoofdpeluw (langwerpig kussen) [ZND B1 (1940sq)] || het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || Langwerpig, rond onderkussen onder het hoofdkussen (peul, pulling, uppeling, kopkussen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|