e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
violier flier: flier (Houthalen), violier: flier (Houthalen) Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)] I-7, III-2-1
viool viool: viōl (Houthalen) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
viooltje fletje: fletteke (Houthalen), "Lillo" in de nabijheid van Houthalen  flettekes (Houthalen) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vishengel visgarde: veͅsgejrt (Houthalen) Een lange stok om te vissen. [ZND B2 (1940sq)] III-3-2
vlaai vlaai: vla͂j (Houthalen), vloai (Houthalen), met toelichting van de bereidingswijze  vloaje (Houthalen) fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met deegdeksel appelenvlaai bet deksel: appelevlaoje bet dĕksel (Houthalen), taart: tāart (Houthalen), vlaai met de scheel op: vla͂j meͅtə sxi̯eͅl oͅp (Houthalen) een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] || Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg latjesvlaai: lɛtəkəsfla͂j (Houthalen) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaienvulling spijs: spɛi̯s (Houthalen) Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaams vlaams: vlaams (Houthalen) Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)] III-3-1
vlaamse gaai ikster: ikstər (Houthalen), of: h-loos hikster?  ikstər (Houthalen, ... ) gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)] III-4-1