21276 |
vrouw |
vrouw:
vro.w (L414p Houthalen),
jongeren en ouderen
vro͂ͅ (L414p Houthalen),
vrouwmens:
ouderen
da vrŏməs (L414p Houthalen),
wijf:
wɛ.f (L414p Houthalen)
|
die vrouw [ZND A2 (1940sq)] || vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
17714 |
vrouwelijk geslachtsdeel |
flamoes:
flamosj (L414p Houthalen),
fluit:
fleut (L414p Houthalen),
kut:
kut (L414p Houthalen),
pruim:
prum (L414p Houthalen),
prut:
prut (L414p Houthalen)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
34396 |
vrouwelijk lam |
germpje:
gø.rmkǝ (L414p Houthalen)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|
24368 |
vrouwelijk ree |
met:
met (L414p Houthalen)
|
Ree, wijfjesree [N 94 (1983)]
III-4-2
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
germ:
gørm (L414p Houthalen),
gørǝm (L414p Houthalen),
gɛǝrm (L414p Houthalen),
melkschaap:
mɛlksxǭp (L414p Houthalen),
ooi:
ō (L414p Houthalen)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zō.x (L414p Houthalen),
zōx (L414p Houthalen)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
hen:
h}in (L414p Houthalen),
wijfje:
wøͅfkə (L414p Houthalen)
|
Hoe heet de vrouwelijke duif? [N 93 (1983)] || Wijfjesduif. [Goossens 1a (1955)]
III-3-2
|
34543 |
vrouwelijke eend |
hen:
hen (L414p Houthalen)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
hen:
hen (L414p Houthalen)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34447 |
vrouwelijke geit |
geit:
gē.t (L414p Houthalen)
|
[N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.]
I-12
|