17983 |
kwaal |
kwaal:
kwaol (Q100p Houthem),
kwōl (Q100p Houthem)
|
kwaal [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (Q100p Houthem),
kwattel (Q100p Houthem)
|
kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24202 |
kwartelkoning |
rebhuhn (du.):
reephin (Q100p Houthem),
onomatopee rreeerp - rreeerp
reephin (Q100p Houthem)
|
kwartelkoning || kwartelkoning (27 ook alleen te horen; s zomers; in grote weiland; tegen de avond en s nachts; zeldzaam; roep [rrerrrp, rrerrrp] of er over een kam wordt gestreken [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
kwartsje (Q100p Houthem),
willempje:
willemke (Q100p Houthem)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21668 |
kwitantie |
kwitantie:
kwitansie (Q100p Houthem)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (Q100p Houthem)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
stevel:
steevele (Q100p Houthem)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
30067 |
lagenmaat |
lagenmaat:
lǭgǝmǭt (Q100p Houthem)
|
De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.]
II-9
|
30068 |
lagenverdeellat |
lagenlat:
lǭgǝlat (Q100p Houthem),
maatlat:
mǭtlat (Q100p Houthem)
|
Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.]
II-9
|
18147 |
lam |
lam:
lam (Q100p Houthem),
lamp (Q100p Houthem),
lammetje:
lɛmkǝ (Q100p Houthem),
schaapje:
šø̄pkǝ (Q100p Houthem),
šø̜̄pkǝ (Q100p Houthem)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|