e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwaal kwaal: kwaol (Houthem), kwōl (Houthem) kwaal [DC 02 (1932)] III-1-2
kwartel kwartel: kwartel (Houthem), kwattel (Houthem) kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwartelkoning rebhuhn (du.): reephin (Houthem), onomatopee rreeerp - rreeerp  reephin (Houthem) kwartelkoning || kwartelkoning (27 ook alleen te horen; s zomers; in grote weiland; tegen de avond en s nachts; zeldzaam; roep [rrerrrp, rrerrrp] of er over een kam wordt gestreken [N 09 (1961)] III-4-1
kwartje kwartje: kwartsje (Houthem), willempje: willemke (Houthem) kwartje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
kwitantie kwitantie: kwitansie (Houthem) kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1
laaggelegen weidegrond broek: brōk (Houthem) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laars tot of boven de knie stevel: steevele (Houthem) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
lagenmaat lagenmaat: lǭgǝmǭt (Houthem) De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.] II-9
lagenverdeellat lagenlat: lǭgǝlat (Houthem), maatlat: mǭtlat (Houthem) Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.] II-9
lam lam: lam (Houthem), lamp (Houthem), lammetje: lɛmkǝ (Houthem), schaapje: šø̄pkǝ (Houthem), šø̜̄pkǝ (Houthem) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12