e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mesthoopje op het land mesthoop: (mv [mest]hø̜i̯p)  [mest]hǫu̯p (Houthem) Met de hieronder volgende termen wordt het hoopje mest bedoeld, dat men telkens met de mesthaak van de kar aftrekt. De gegevens die aan dit lemma hoofdzakelijk ten grondslag liggen, zijn tweeërlei: enkelvoudsvormen, verkregen door N 11, 18, en meervoudsvormen n.a.v. A 9, 30. Bij de bewerking van het materiaal konden uit de meervoudsvormen - als dat nodig was - enkelvouden worden afgeleid. Omdat het bij de bemesting van het land doorgaans om meerdere, ja zelfs rijen mesthoopjes gaat, is per woordtype achter de varianten of achter de plaatsnummers zoveel mogelijk de meervoudsvorm vermeld. Bij varianten van de typen hoopje (mest) en mesthoopje echter is het meervoud weggelaten, omdat het - behoudens een enkele, apart gedocumenteerde uitzondering - allerwegen met -s gevormd blijkt te worden. De termen aan het eind van dit lemma betreffen niet het hierboven bedoelde mesthoopje, maar een grote hoeveelheid mest die men, wanneer de mestvaalt vol zat en er op het erf geen plaats voor was, naar het land reed en daar op een bepaalde plaats op een hoop zette. Voor het (...)-deel van de betrokken varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [N 11, 18 + 19; N 11A, 20a + b; A 9, 31] I-1
mestkever paardsworm: pèšwörm (Houthem) mestkever [Roukens 03 (1937)] III-4-2
mestvaalt mest: aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mes (Houthem), mesthoop: aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mèshoup (Houthem), mestpoel: aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mespool (Houthem) hoop droge mest,die bij of op de gierput wordt opgestapeld [DC 18 (1950)] || mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)] I-7
met de schop poten, kuiltjes maken planten: [planten] (Houthem) Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.] I-5
met tussenpozen regenen buien: buuje (Houthem) regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)] III-4-4
middagmaal eten: ète (Houthem), middageten: middegaete (Houthem), noen, de -: noon (Houthem) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur, diner [ZND 18G (1935)] III-2-3
mist, nevel (alg.) damp: damp (Houthem) mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] III-4-4
moeder ma: maa (Houthem), maatje: make (Houthem), mam: mam (Houthem, ... ), mem: minachtend  mem (Houthem), moeder: mooder (Houthem, ... ) (moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || moeder [DC 03 (1934)] || moeder; (Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] III-2-2
moeite moeite: meute (Houthem) moeite; hij geeft zich moeite [DC 03] III-1-4
moer moer: moor (Houthem) konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)] III-2-1