30475 |
pannen voegen |
volstuiken:
vǫlštukǝ (Q100p Houthem)
|
De naden tussen de pannen door middel van de pannenstrijker met mortel aansmeren. Zie ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 48a]
II-9
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoffele (Q100p Houthem)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24223 |
patrijs |
patrijs:
petries (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem),
veldhoen:
veldhoon (Q100p Houthem)
|
patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20414 |
peetoom |
peter:
peëter (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem),
peteren:
pètere (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem),
pêtere (Q100p Houthem)
|
peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
paat:
paat (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem)
|
meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20842 |
peper |
peper:
pèper (Q100p Houthem),
pëeper (Q100p Houthem)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
18281 |
pet: algemeen |
pats:
engels model
patsj (Q100p Houthem)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
21063 |
peul |
leut:
luite (Q100p Houthem)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
leut:
luite (Q100p Houthem)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
leuten:
luite (Q100p Houthem),
peulen:
pōlə (Q100p Houthem)
|
[N Q (1966)]
I-7
|