e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

Gevonden: 1928
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongen jong: jong (Hunsel), jóng (Hunsel) jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)] III-2-2
jongen met wie een meisje verkering heeft jong: jong (Hunsel), liefste: leefste (Hunsel), vrijer: vriejer (Hunsel) Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)] III-2-2
jongen met wie men verloofd is aanstaande: aanstoande (Hunsel) Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] III-2-2
jood jood: jōēd (Hunsel, ... ) jood [SGV (1914)] III-3-1, III-3-3
judas judas: Judas (Hunsel) Judas [SGV (1914)] III-3-3
juffrouw juffertje: jufferke (Hunsel) juffer [SGV (1914)] III-3-1
kaak kaak: kaak (Hunsel, ... ) kaak [DC 02 (1932)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
kaakgestel kakement: kakement (Hunsel) Was er vroeger een ander woord bekend? Zo ja, welk? [DC 27 (1955)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd kaal: kaal (Hunsel) De man is kaal [DC 42B (1967)] III-1-1
kaam kaam/kamen: kø̄m (Hunsel) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2