e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterput pompeput: pōmpəpøͅt (Hushoven), put: pøͅt (Hushoven, ... ) [DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [N 12 (1961)] I-7
watersnip hemelgeit: als ze vliegt maakt ze een geluid als een blatende geit.  hemelgeît (Hushoven), pink: ook wel: bokje  pink (Hushoven) watersnip || watersnip, kleine III-4-1
watervoor watervoord: wātǝr[voord] (Hushoven) Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.] I-1
wecken wecken: Ich hep tieën glaaze körse gewéktj  wékke (Hushoven) wecken, inmaken van levensmiddelen III-2-3
weduwe wedevrouw: wieëdevrouw (Hushoven), wedvrouw: Nederweert  wetvrow (Hushoven), weef: weef (Hushoven) weduwe [DC 05 (1937)] III-2-2
weduwnaar wedeman: weedemân (Hushoven), weduwman: weduwman (Hushoven) weduwman || weduwnaar [DC 05 (1937)] III-2-2
weefspoel schietspoel: sxētspōl (Hushoven) Pijpje met inslaggaren. De weefspoel is een houten schuitje waarin op een priem de pijpjes met inslaggaren worden vastgeklemd. [N 39, 105a; monogr.] II-7
weekbak weekbak: węjk˱bak (Hushoven) Betonnen bak waarin de wissen geweekt worden. In Sint-Truiden (P 176) werden de wissen in een beek gezet om te weken, of drie maal per dag met water begoten. [N 40, 18; monogr.] II-12
weerbarstig wars: waers (Hushoven) obstinaat, tegen de draad in III-1-4
weerlichten weerlichten: waerleechte (Hushoven) bliksemen, weerlichten III-4-4