e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hermelijn wezel: weezel (Itteren) hermelijn [DC 07 (1939)] III-4-2
hersenen hersens: hersjene (Itteren) Hersenen [DC 58 (1983)] III-1-1
hert, ree ree: ree (Itteren) Ree, zonder onderscheid van geslacht [N 94 (1983)] III-4-2
heup heup: heup (Itteren) heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte bult: bult (Itteren), heuvel: heuvel (Itteren), verhoging: verheuging (Itteren), verhoog: verheug (Itteren) heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)] III-4-4
hiel hak: hak (Itteren), vers: veeërs (Itteren) hak (hiel) [DC 01 (1931)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hè aart noa zene vader (Itteren), hé aart nao zene vader (Itteren) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen naar adem, reutelen hijgen: gechte (Itteren), ratelen: rootele (Itteren) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2
hoeden van koeien hoeden: hø̄jǝ (Itteren) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoekschop corner (eng.): corner (Itteren) Hoekschop. [DC 49 (1974)] III-3-2