20380 |
jongen met wie men verloofd is |
vrijer:
vreijer (Q096b Itteren)
|
verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18737 |
jongenshemd? |
hemdje:
hummeke (Q096b Itteren),
lijfje:
lijfke (Q096b Itteren)
|
Onderhemd voor jongens. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van jongens? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18735 |
jongensonderbroek? |
onderbroek:
onderbrook (Q096b Itteren)
|
Onderbroek voor jongens. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18733 |
jongensondergoed? |
lijnwaad:
lievend (Q096b Itteren)
|
Ondergoed voor jongens. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24177 |
jongste vogeltje uit het nest |
kakkejong:
kakkə joonk (Q096b Itteren),
kakkəjongə (Q096b Itteren),
subs
kakkɛjongə (Q096b Itteren),
kruppel:
krĕŭpəl (Q096b Itteren)
|
een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || jongste vogel uit het nest (kakkenestje) [N 83 (1981)] || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
juffrouw (Q096b Itteren)
|
hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17602 |
kaak |
raak:
raak (Q096b Itteren)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
raak:
raak (Q096b Itteren)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
22392 |
kaart met prentje |
prentje:
preentsche (Q096b Itteren)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22386 |
kaarten voor geld |
spelen:
spelen (Q096b Itteren)
|
Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|