33587 |
sjalot |
sjalot:
WLD
sjálòt (Q096b Itteren)
|
Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)]
I-7
|
22477 |
sjoelen |
sjoelbakken:
sjoelbakke (Q096b Itteren)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17870 |
slaan |
houwen:
houw dich um d`n oeëre (Q096b Itteren),
houwe (Q096b Itteren),
slaan:
sloon (Q096b Itteren)
|
ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
24378 |
slang |
slang:
WLD
sjlang (Q096b Itteren)
|
Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
25216 |
slecht dragend ijs |
rot ijs:
rot ies (Q096b Itteren)
|
slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
schrouw (weer):
schrauw (Q096b Itteren),
slecht (weer):
schlech (Q096b Itteren)
|
ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20648 |
slechte drank |
foezel:
foesjel (Q096b Itteren)
|
droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22337 |
slechte speler |
hoddelaar:
hoddeleir (Q096b Itteren),
kruk:
kruk (Q096b Itteren)
|
Een slechte speler [kruk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22344 |
slee |
ijswagel:
ieswagel (Q096b Itteren)
|
Een voertuig op twee evenwijdige metalen of met metaal beslagen ribben dat glijdend wordt voortbewogen over ijs of sneeuw [slee, slet, nar]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24552 |
sleedoorn |
sleedoorn:
slee-doorn (Q096b Itteren),
wilde pruim:
WLD
wilprōēme (Q096b Itteren)
|
De doornachtige heester met langwerpige bladeren en harde blauwe wrange vruchten (sleedoorn, sleepruin, sleien, trekkebek, bels, slendoorn, slien, biels). [N 82 (1981)] || sleedoorn struik [DC 56 (1981)]
III-4-3
|