21668 |
kwitantie |
kwitantie:
kwitantie (Q028p Jabeek)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18215 |
laars (alg.) |
stevel:
stjievel (Q028p Jabeek)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
gamasche:
kamasj (Q028p Jabeek)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
schacht:
sjach (Q028p Jabeek)
|
schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
lieag schoean (Q028p Jabeek)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
zomp:
(mv)
zø̜mp (Q028p Jabeek)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
band:
(mv)
bē̜njǝ (Q028p Jabeek)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
30068 |
lagenverdeellat |
maatlat:
mǭtlat (Q028p Jabeek)
|
Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.]
II-9
|
18351 |
lakschoen |
lakschoen:
lakschoean (Q028p Jabeek)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
lamp (Q028p Jabeek),
lammetje:
lɛmkǝ (Q028p Jabeek),
schaapje:
šø̜pkǝ (Q028p Jabeek)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|