e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleermaker kleer-/kledermaker: klīmēkǝr (Jeuk) Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.] II-7
kleermakerskrijt stofkrijt: stofkrijt (Jeuk) Het kleermakerskrijt wordt gebruikt om patronen op de stof over te nemen. Deze krijtlijnen verwijdert men later weer. Het krijt is vier- of driehoekig van vorm (Gerritse, pag. 21) en voelt vettig aan (Papenhuyzen III, pag. 9). Men kan ook met behulp van een zogenaamde rokkenspuit een lijn trekken. Door verstuiven van krijtpoeder kan men hiermee een lijn op de rok trekken om een rechte zoom te krijgen op de juiste hoogte. Zie afb. 6 en 7. [N 59, 5; N 62, 66; monogr.] II-7
klein hoefblad klein hoefblad: kleijn hoefblaawed (Jeuk) Klein hoefblad (Tussilago farfara L.) [N 92 (1982)] III-4-3
klein in zijn soort petieterig: petieterig (Jeuk) iets dat klein is in zijn soort [piepeling, ruigte, geneuk] [N 91 (1982)] III-4-4
klein paard poney: po`nę (Jeuk), pǫ`nę (Jeuk) Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3] I-9
klein persoon krot: krot (Jeuk) Klein van gestalte (klein van gestalte/postuur/was/bouw). [N 109 (2001)] III-1-1
klein wolkje schaapje: skəpkəs (Jeuk) klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)] III-4-4
kleine neus klein neusje: klee neeske (Jeuk), kleen neeske (Jeuk), klein snuitje: klee snuitje (Jeuk) een klein neusje [ZND 39 (1942)] III-1-1
kleingeld enkel: enkel (Jeuk), kleingeld: kleegeld (Jeuk) kleingeld [ZND 28 (1938)] III-3-1
kleinste dier van het nest kruppel: krəpəl (Jeuk) Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)] III-4-2