e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met de collecteschaal rondgaan met de schaal rondgaan: met de skaol rondgoawn (Jeuk) Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)] III-3-3
met de duiven naar de inkorfplaats gaan inkorven: enkərve (Jeuk) Hoe zegt men: met de duiven naar de inkorfplaats gaan om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)] III-3-2
met de linkerhand met de slinke hand: be de sleenke hand (Jeuk), be de slenke kant (Jeuk) met de linkerhand [ZND 37 (1941)] III-1-2
met de vlakke hand op iemands rug slaan doffen: doeffe (Jeuk), op de strank houwen: op oere strak houwn (Jeuk) met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen] [N 112 (2006)] III-3-2
met de zweep slaan of geluid geven kraken: krǭkǝ (Jeuk) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met grote stappen lopen schrijden: skreeje (Jeuk) Grote stappen maken (greien, schrijden, treden, stappen). [N 109 (2001)] III-1-2
met opgeheven staart rondlopen biezen: bei̯zǝ (Jeuk) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met paard en kar rijden voeren: vøi̯rǝ (Jeuk) [JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.] I-10
met paard en koets rijden, paardrijden rijden: rē̜ǝ (Jeuk) Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.] I-10
met sneeuwballen gooien smijten: smijten (Jeuk), smyte (Jeuk) met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken] [N 112 (2006)] || Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2