e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schilderen, verven verven: vɛrvǝ (Jeuk) Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.] II-9
schildersbedrijf, -ambacht de zaak: dǝ zōk (Jeuk) [N 67, 99d] II-9
schildersgereedschap materiaal: matērijǭl (Jeuk) Algemene benaming voor het gereedschap dat door de schilder wordt gebruikt. [N 67, 99e] II-9
schilderskiel witte kiel: wetǝ kil (Jeuk) Lange, witte kiel die vroeger tijdens de schilderwerkzaamheden door de schilder werd gedragen. [N 67, 100a; monogr.] II-9
schildersknecht knecht: knɛxt (Jeuk) [N 67, 99b; monogr.] II-9
schilderswerkplaats verfplak: vɛrǝfplak (Jeuk) De ruimte waar de huisschilder de verf bereidt, zijn voorraden bewaart en in voorkomende gevallen ook verplaatsbare voorwerpen schildert. De werkplaats van een rijtuigschilder is beter ingericht en uitgebreider. Behalve een bergplaats voor materialen en een werkplaats voor verschillende doeleinden is hier een aparte verniskamer. (Zwiers II, pag. 326). [N 67, 99f] II-9
schilfer schilfer: skilfers (Jeuk) een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)] III-4-4
schimmel (plantje) schimmel: skömmel (Jeuk) Plantje, behorend tot de zwammen, draadvormig, zonder bladgroen, maar bestaande uit een zwamvlok en zwamdraden (schimmel). [N 92 (1982)] III-4-3
schimpen kwaad klappen: kouwd klappe (Jeuk) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] III-3-1
schip schip: `n scheep twie scheepe (Jeuk), skeep skepen (Jeuk), skiip (Jeuk) een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)] || schip [RND] III-3-1