e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vak van een kast vak: vak (Jeuk, ... ) Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)] III-2-1
valdeur aan duiventil spoetnik: spoetnik (Jeuk) Hoe heet de inrichting waardoor de duiven wel het hok binnen kunnen maar niet eruit, of omgekeerd? [N 93 (1983)] III-3-2
valeriaan zenenkruid: (bruin?) zenekraad  zenekraad (Jeuk) Valeriaan (valeriana officinalis 50 tot 120 cm groot. De stengels zijn alleen bovenaan vertakt; de bladeren zijn groot en tegenoverstaand, ze zijn samengesteld of diep ingesneden. De bloemen zijn tweeslachtig en roze van kleur. De plant is sterk geurend [N 92 (1982)] III-4-3
vals spel foefelen: foeffele (Jeuk), vals spel: vals spel (Jeuk) oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij] [N 112 (2006)] || Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)] III-3-2
vals spelen broddelen: brøͅdələ (Jeuk), foefelen: foeffele (Jeuk), sjachelen: sjachele (Jeuk), troggelen: troggelen (Jeuk) vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)] || Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
valse plooi valse plooi: valsǝ pluj (Jeuk) Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW] II-7
valsspeler bedrieger: bedrieger (Jeuk), broddelaar: brøͅdəlēr (Jeuk), foefelaar: Kort.  foeffele͂e͂r (Jeuk), troggelaar: troggelaar (Jeuk) iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)] || Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2
van de duivel bezeten van de duivel bezeten: vam de duuvel bezeejte (Jeuk) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3
van katoen geven katoen geven: (ketaan = katoen).  ketaan geve (Jeuk) alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)] III-1-4
van veren wisselen ruiven: rāi̯vǝ (Jeuk), rāvǝ (Jeuk), rǭvǝ (Jeuk) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12