34308 |
vrouwelijk varken |
zog:
zox (P219p Jeuk)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
duivin:
da`ven (P219p Jeuk),
daavin (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
davien (P219p Jeuk),
duivin (P219p Jeuk),
wijfje:
wefke (P219p Jeuk)
|
Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Hoe heet de vrouwelijke duif? [N 93 (1983)] || Hoe heet dit spel als de doffer thuis blijft? [N 93 (1983)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34543 |
vrouwelijke eend |
eend:
ēŋ (P219p Jeuk)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
gans:
gās (P219p Jeuk)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34447 |
vrouwelijke geit |
geit:
gęi̯t (P219p Jeuk)
|
[N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.]
I-12
|
24440 |
vrouwelijke haas |
wijfje:
wefke (P219p Jeuk)
|
Haas, wijfjeshaas [N 94 (1983)]
III-4-2
|
19961 |
vrouwelijke hond, teef |
teef:
teͅif (P219p Jeuk),
tooi:
tūi (P219p Jeuk),
wijfje:
wɛfkə (P219p Jeuk)
|
teef [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
20124 |
vrouwelijke kat |
kattin:
kattin (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
ká’ten (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)] || moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (P219p Jeuk)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
24272 |
vrouwelijke kwartel |
kwakkel:
kwakkel (P219p Jeuk)
|
het wijfje van de kwartel (zij) [N 83 (1981)]
III-4-1
|