22014 |
duivenmand |
korf:
keurf (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)] || Hoe heet verder in Uw dialect: een kleine mand zonder onderverdelingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenliefhebber:
daveliefhebber (P219p Jeuk),
duivenmelker:
davemelker (P219p Jeuk)
|
een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
val:
val (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
vàl (P219p Jeuk)
|
de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] || Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
22080 |
duiventoren |
til:
til (P219p Jeuk)
|
een duiventoren (op vroegere kasteel- of kloosterhoeven)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
daavin (P219p Jeuk),
davien (P219p Jeuk),
duivin (P219p Jeuk)
|
duif, wijfje [ZND 39 (1942)] || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
draaiachtig:
drei-echtig (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
duizelig:
duizelig (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
zat:
zea-et (P219p Jeuk)
|
Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] || hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
20045 |
duizendschoon |
trosviolier:
trösflierkes (P219p Jeuk)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21794 |
dulden |
uitstaan:
uitstaawn (P219p Jeuk)
|
iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19311 |
durfal |
frankerik:
frankerik (P219p Jeuk),
kadee:
kadee (P219p Jeuk),
kloeke, een -:
`t es ne kloekke (P219p Jeuk)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] || iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
dier (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)] || veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|