22633 |
knikker add. |
visje:
glas met fijne streepjes
veske (P219p Jeuk)
|
Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
kuiltje:
kàlke (P219p Jeuk),
kuiltje
køͅlkə (P219p Jeuk),
putje:
pətje (P219p Jeuk)
|
het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke] [N 112 (2006)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22471 |
knikkers laten rollen |
schieten:
skieten (P219p Jeuk),
trullen:
trolle (P219p Jeuk),
trulle (P219p Jeuk)
|
knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen] [N 112 (2006)] || Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22360 |
knikkers laten stuiteren: knikkeren |
klitseren:
klitsere met de mauweje (P219p Jeuk),
maaien:
knikkers
mauweje (P219p Jeuk),
met de maaien spelen:
met de maaje spelen (P219p Jeuk)
|
knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen] [N 112 (2006)] || Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
een oogje maken:
een oogje maken (P219p Jeuk),
een oogje pitsen:
een oogje pitsen (P219p Jeuk),
pinken:
pinke (P219p Jeuk),
pitsogen:
pitsoogen (P219p Jeuk)
|
knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] || Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
28942 |
knippatroon |
patroon:
pǝtruwn (P219p Jeuk)
|
Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.]
II-7
|
28947 |
knippen, snijden |
snijden:
snęǝ (P219p Jeuk)
|
Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW]
II-7
|
22047 |
knipvlies |
vliesje:
Opm. v.d. invuller: is niet te genezen.
vliesje (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: knipvlies (derde ooglid dat zichtbaar wordt)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25080 |
knoeien, morsen, bevuilen |
begaden:
begaoje (P219p Jeuk),
besmodderen:
besmodderen (P219p Jeuk),
smerig maken:
smeerig maken (P219p Jeuk)
|
bevuilen [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
19316 |
knoeier |
modderaar:
moddereer (P219p Jeuk)
|
iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|