21812 |
lastigvallen |
ambeteren:
www.vandale.be: ambeteren (Belg., inf.), ergeren, vervelen, lastig vallen [sic], plagen.
ampeteire (P219p Jeuk)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22076 |
laten uitvliegen |
uitlaten:
aatlaawete (P219p Jeuk)
|
Hoe zegt men: de duiven eens laten uitvliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23752 |
laten wijden |
inwijden:
inwije (P219p Jeuk),
laten wijden:
lauwte wije (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk,
P219p Jeuk,
P219p Jeuk)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24990 |
lauw |
lauw:
lau wetter (P219p Jeuk),
lauw wetter (P219p Jeuk)
|
Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
25036 |
lawaai maken |
schreeuwen:
skrieve (P219p Jeuk)
|
lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25035 |
lawaai, herrie |
laweit:
laweit (P219p Jeuk),
rumoer:
rumoer (P219p Jeuk)
|
een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19391 |
ledikant |
bed:
bed (P219p Jeuk),
béd (P219p Jeuk)
|
Verplaatsbaar bed (i.p.v. een bedstee) (bed, krib, ledikant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22416 |
leefnet |
leefnet:
leefnet (P219p Jeuk),
leejefnet (P219p Jeuk)
|
het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)] || Het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20953 |
leeg, gezegd van een noot |
leeg:
lege neut (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk,
P219p Jeuk,
P219p Jeuk),
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
lege noot (P219p Jeuk)
|
leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] || loze noot [ZND 30 (1939)]
I-7, III-2-3
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
leeg (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk,
P219p Jeuk),
verlaten (ruimte):
verlaten (P219p Jeuk)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] || niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|