e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sintel kamaai: kamaai (Jeuk), Van assche.  kamaai (Jeuk), krik: krik (Jeuk), krikken (Jeuk), schever: Van steenachtige kolen.  scheevers (Jeuk) Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] || Hoe heten de aaneengeklonterde stukken as die in de kachel overblijven ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
sintelgat, slakkengat buis: bø̜̄js, bø̜s (Jeuk) Het gat onder het smidsvuur waarnaar de slakken en sintels worden afgevoerd. Zie ook afb. 6. In Q 5 werden de sintels langs de bovenzijde van het smidsvuur verwijderd met behulp van de ɛhaardstekɛ. In Q 83 werden de slakken opzij van het smidsbed gegooid en van daaruit vervolgens in een korf. Zie voor het woorddeel kraaien- ook RhWb (IV), kol. 1451 s.v. ɛKreieɛ, "Kohlenschlacke, die Kruste, die das ɛGedecksɛ (Gris) im Ofen bildet, ausgebrannte Kohlen" en Haust, ɛDictionnaireɛ ɛLiégeoisɛ, pag. 176 s.v. ɛcrahêɛ, "morceau de houille incomplètement br√ªlé."' [N 33, 33] II-11
sinterklaas sinterklaas: sinterkloows (Jeuk) 6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)] III-3-2
sissen fluiten: fleute (Jeuk) een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)] III-4-4
sjalot jaan: \\ (schwa-achtig)  jaan (Jeuk), sjalot: šaloͅtə (Jeuk), sjarlot: sjarlot (Jeuk, ... ) Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sjees -> tilbury (wld i.13) tilbury (eng.): Opm. v.d. invuller: breed, overdekt, met 3 personen naast elkaar.  tilbury (Jeuk) een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] III-3-1
sjees -&gt; tonneau (wld i.13) tonneautje (<fr.): Opm. v.d. invuller: open; 2 wielen, trekt op een tilbury.  tonneauke (Jeuk) een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] III-3-1
sjoelen sjoelbakken: Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  sjoelbakken (Jeuk), sjoelen: sjoelen (Jeuk) het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken] [N 112 (2006)] || Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
sla, algemeen salade: slōͅət (Jeuk) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan houwen: blou gəhout (Jeuk), zoo blauw gehout als `n lap (Jeuk), slaan: zwat - grüün (Jeuk) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2