19420 |
sintel |
kamaai:
kamaai (P219p Jeuk),
Van assche.
kamaai (P219p Jeuk),
krik:
krik (P219p Jeuk),
krikken (P219p Jeuk),
schever:
Van steenachtige kolen.
scheevers (P219p Jeuk)
|
Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] || Hoe heten de aaneengeklonterde stukken as die in de kachel overblijven ? [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
31245 |
sintelgat, slakkengat |
buis:
bø̜̄js, bø̜s (P219p Jeuk)
|
Het gat onder het smidsvuur waarnaar de slakken en sintels worden afgevoerd. Zie ook afb. 6. In Q 5 werden de sintels langs de bovenzijde van het smidsvuur verwijderd met behulp van de ɛhaardstekɛ. In Q 83 werden de slakken opzij van het smidsbed gegooid en van daaruit vervolgens in een korf. Zie voor het woorddeel kraaien- ook RhWb (IV), kol. 1451 s.v. ɛKreieɛ, "Kohlenschlacke, die Kruste, die das ɛGedecksɛ (Gris) im Ofen bildet, ausgebrannte Kohlen" en Haust, ɛDictionnaireɛ ɛLiégeoisɛ, pag. 176 s.v. ɛcrahêɛ, "morceau de houille incomplètement br√ªlé."' [N 33, 33]
II-11
|
22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
sinterkloows (P219p Jeuk)
|
6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
25047 |
sissen |
fluiten:
fleute (P219p Jeuk)
|
een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33587 |
sjalot |
jaan:
\\ (schwa-achtig)
jaan (P219p Jeuk),
sjalot:
šaloͅtə (P219p Jeuk),
sjarlot:
sjarlot (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21235 |
sjees -> tilbury (wld i.13) |
tilbury (eng.):
Opm. v.d. invuller: breed, overdekt, met 3 personen naast elkaar.
tilbury (P219p Jeuk)
|
een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21240 |
sjees -> tonneau (wld i.13) |
tonneautje (<fr.):
Opm. v.d. invuller: open; 2 wielen, trekt op een tilbury.
tonneauke (P219p Jeuk)
|
een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22477 |
sjoelen |
sjoelbakken:
Antwoord onderlijnd bij de suggesties.
sjoelbakken (P219p Jeuk),
sjoelen:
sjoelen (P219p Jeuk)
|
het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken] [N 112 (2006)] || Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slōͅət (P219p Jeuk)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17870 |
slaan |
houwen:
blou gəhout (P219p Jeuk),
zoo blauw gehout als `n lap (P219p Jeuk),
slaan:
zwat - grüün (P219p Jeuk)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|