20435 |
weduwe |
wedevrouw:
wedevrouw (Q188p Kanne)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedeman:
wedemaan (Q188p Kanne)
|
weduwnaar [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
25579 |
weegtoestel |
bascule:
basky.l (Q188p Kanne)
|
Weegtoestel waarmee de gevulde zakken gewogen kunnen worden. Vroeger gebeurde dit met een balans, maar die werd al snel vervangen door de bascule omdat laatstgenoemde het voordeel had dat ze als tegengewicht slechts eentiende van de te wegen massa nodig had. Bij de balans daarentegen moesten de twee lasten gelijk zijn. [Coe 258; Coe 259; Coe 260; Grof 284; Grof 285]
II-3
|
17575 |
weerborstel |
valse struif:
vālsə strouf (Q188p Kanne)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
weirliech (Q188p Kanne)
|
weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wèèr (Q188p Kanne)
|
(vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
17907 |
weggrissen |
rap vortpakken:
rap vótpakke (Q188p Kanne),
vortscharren:
vótsjaare (Q188p Kanne),
vorttrekken:
vóttrèkke (Q188p Kanne)
|
Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien, klauwen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
26579 |
wegkappen |
wegkappen:
wɛxkapǝ (Q188p Kanne)
|
De te hoge delen van het maalvlak van een molensteen wegkappen. Woordtypen als hart geven (Q 162), hart uithalen (Q 162, Q 180) en krop uithalen (Q 95) duiden erop dat de te hoge delen in de buurt van het kropgat worden weggehaald. In dit geval spreekt men van een (te) rijke steen. Vgl. het lemma ɛrijkɛ.' [Jan 200; Coe 173; Grof 204]
II-3
|
17979 |
wegkwijnen |
achteruitgaan:
aachteroetgoon (Q188p Kanne)
|
(Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke ((weg)kwijnen, (weg)kwelen, afteren, aflopen, achteruit gaan). [N 107 (2001)]
III-1-2
|