18332 |
dunne zijden dameskous |
merceriskous (<fr.):
mɛrse.rize}-kousen (Q188p Kanne)
|
mercérisé: dikke zijden kousen
III-1-3
|
19310 |
durven |
durven:
dø͂ͅrvə (Q188p Kanne)
|
durven [ZND m]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
deur (Q188p Kanne)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
douə (Q188p Kanne),
døüə (Q188p Kanne)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
in het terwars zitten:
in `t jiaas zətten (Q188p Kanne)
|
Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
terwarsdrijver:
wat ənə djiaasdrijver (Q188p Kanne),
vregelaar:
Wordt ook gezegd, van vrêgele (ww.).
vrêgelêr (Q188p Kanne)
|
Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
18405 |
eau de cologne |
eau de cologne (fr.):
o.dəklujn (Q188p Kanne),
oo de klojn (Q188p Kanne)
|
Eau de cologne. Reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 114 (2002)] || eau de Cologne: reukwerk
III-1-3
|
18101 |
eczeem |
eczema:
ègkzeema (Q188p Kanne)
|
Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (eczeem, uitslag, (haar)worm). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21313 |
eed |
eed:
eid (Q188p Kanne)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
sporen:
spǭrǝ (Q188p Kanne)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|