32445 |
hoge klomp |
hoge klomp:
huǝgǝ [klomp] (L316p Kaulille)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
18376 |
hoge klomp? |
hoge klomp:
huəgə klōmp (L316p Kaulille)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
botje:
boͅtsjəs (L316p Kaulille)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
bot:
boͅtə (L316p Kaulille)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22024 |
holenduif |
bosduif:
bosdoef (L316p Kaulille),
holenduif:
hōleduf (L316p Kaulille)
|
(Vogels): Bosduif. || holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)]
III-3-2, III-4-1
|
29817 |
holle steen |
dalle:
dal (L316p Kaulille
[(idem)]
)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hommel (L316p Kaulille)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (L316p Kaulille)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
ho.nt (L316p Kaulille),
hond (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
hoont (L316p Kaulille)
|
hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondenhok:
hoͅndənhøͅk (L316p Kaulille),
hondskooi:
hoͅnskōi̯ (L316p Kaulille),
hoͅnskūi̯ (L316p Kaulille)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|