e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toneelspel concert (fr.): kónzaer (Kaulille), toneel: t`nieël (Kaulille), NB tnieëlstök: toneelstuk.  t`nieël (Kaulille), toneelstuk: NB tnieëlstök: toneelstuk.  t`nieëlstök (Kaulille) een voorstelling door een toneelgroep [spel] [N 112 (2006)] || Toneel. || Toneelstuk. III-3-2
tonen laten kijken: laoëte kieken (Kaulille) Tonen, laten zien (laten zien, tonen, togen) [N 108 (2001)] III-1-1
tong tong: he hɛ:d en voel tong (Kaulille), z`n tong is voe-ol (Kaulille), zijn tong is bezet (Kaulille), zn tong is aongeloijen (Kaulille) Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)] III-1-1
tong van een schoen tong: Spelling: <`> = sjwa.  tóng (Kaulille) Tong van de schoen. Een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 114 (2002)] III-1-3
toot staart: start (Kaulille) Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr] I-13
torenvalk torenvalk: tōrəvalək (Kaulille) valk: torenvalk (34 bekende vogel met spitse vleugels; vliegt vrij langzaam; hangt vaak stil in de lucht en laat zich dan vallen om een muis o.i.d. te vangen; broedt in boomnest of in torens [N 09 (1961)] III-4-1
tornen trochelen: troxǝlǝn (Kaulille) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
tortelduif roosduifje: rōsdufke (Kaulille), tortelduif: toͅrtəlduf (Kaulille, ... ), tortelduifje: toͅrtəldufkə (Kaulille) tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] || tortel: turkse ~ (28 nieuwe soort voor Brabant, nu meest nog in het oosten; net een grote tamme Oostindische tortel; hele jaar hier; vaak in troepen bij graanhandel, vaak op televisiemasten; alleen bij woningen, nooit in het bos; roep [roe-kóé-koe] en g [N 09 (1961)] || tortelduif [ZND 08 (1925)] || Tortelduif. [ZND 08 (1925)] III-3-2, III-4-1
touwtjespringen koordjespringen: /  käörtsjɛspringe (Kaulille), [Met afbeelding].  käörtsj`springe (Kaulille) (Kinderspelen): Touwtjespringen. || / [SND (2006)] III-3-2
traktatie van de bruidegom (kwansel) ton: n tón gae:ve  tón (Kaulille) de tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel] [N 112 (2006)] III-3-2