33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stɛ̄r (L316p Kaulille)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L316p Kaulille)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
21106 |
witte kool |
wit moes:
witmo:ž (L316p Kaulille)
|
rode kool als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kəbutsə (L316p Kaulille),
wit moes:
witmo:ž (L316p Kaulille),
witte kabots:
witte kaboets (L316p Kaulille),
witte kool:
witte koeəl (L316p Kaulille),
witə kyl (L316p Kaulille)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
koeheerdje:
koeheertje (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
kwikstaartje:
kwekstɛrtjə (L316p Kaulille),
kwēͅksteͅrtjə (L316p Kaulille)
|
kwikstaart [N P (1966)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17890 |
woelen |
schravelen:
schraav’le (L316p Kaulille)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
gebroken stang:
gǝbrō.kǝ staŋ (L316p Kaulille)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
18614 |
wollen muts (kinderen) |
muts:
muts (L316p Kaulille)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18132 |
wonde |
wonde:
die won zal zwèren (L316p Kaulille),
won (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
wond (L316p Kaulille),
wonde (L316p Kaulille)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
19835 |
wonen |
wonen:
wūnən (L316p Kaulille)
|
wonen [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|