e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slang slang: slang (Keent) slang III-4-2
slappe koffie foezel: foezel (Keent), klaterjanus: klaaterjaanes (Keent), schotelswater: schootelswaater (Keent), schotelwater: schoeëtelwaater (Keent), schootelwaater (Keent) slappe koffie || slechte koffie III-2-3
slecht gesneden hengst binnenpiet: benǝpit (Keent) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht mens, slechte kerel filou (fr.): fieloe (Keent), schoft: schóft (Keent), schurk: schörrek (Keent) schoft, schurk || schurk III-1-4
slechte drank bocht: Det lös ich neet mieër, det és bócht  bócht (Keent) slechte waar of drank III-2-3
slechtgehumeurd (zijn) de bokkenpruik op hebben: de bókkepruûk ophebbe (Keent), nies: niês (Keent) slechtgehumeurd || slechtgehumeurd zijn III-1-4
sleutelbloem kerksleuteltje: kêrksluuëtelkes (Keent), koekenbloemetje: kookebleumke (Keent), pannenbloem: primula veris  pannebloom (Keent) primula || sleutelbloem III-4-3
slijpsteen slijpsteen: slī.pstęj.n (Keent), wetsteen: wętstęj.n (Keent) Steen waarop gereedschappen als beitels, schroevendraaiers, etc. geslepen worden; meer in het bijzonder ook de ronde steen die om een spil of as draait en in een slijpstelling of aan een elektrische slijpmachine is bevestigd. Als slijpsteen worden korrelige, zeer harde steensoorten als amaril en carborundum gebruikt. Zij worden geleverd in grove, middel- en fijne korrel. Zie ook afb. 1. [N 33, 271; L 6, 68b; monogr.; div.] II-11
slim lozig: loezig (Keent), slim: slûm (Keent), slûmp (Keent), vernistig: finistig (Keent) slim III-1-4
slimmerik linkmiechel: linkmiechel (Keent), uitgekookte, een -: oetgekoeëkdje (Keent) slimme, geraffineerde vent || slimmerd III-1-4