20435 |
weduwe |
wedevrouw:
wieëdevrouw (L318a Keent),
wedvrouw:
Nederweert
wetvrow (L318a Keent)
|
weduwe
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedeman:
weedemân (L318a Keent)
|
weduwman
III-2-2
|
29195 |
weefspoel |
schietspoel:
sxētspōl (L318a Keent)
|
Pijpje met inslaggaren. De weefspoel is een houten schuitje waarin op een priem de pijpjes met inslaggaren worden vastgeklemd. [N 39, 105a; monogr.]
II-7
|
25678 |
weekbak |
weekbak:
węjk˱bak (L318a Keent)
|
Betonnen bak waarin de wissen geweekt worden. In Sint-Truiden (P 176) werden de wissen in een beek gezet om te weken, of drie maal per dag met water begoten. [N 40, 18; monogr.]
II-12
|
19346 |
weerbarstig |
wars:
waers (L318a Keent)
|
obstinaat, tegen de draad in
III-1-4
|
25112 |
weerlichten |
weerlichten:
waerleechte (L318a Keent)
|
bliksemen, weerlichten
III-4-4
|
19071 |
wensen |
wensen:
wînse (L318a Keent)
|
wensen
III-1-4
|
25569 |
werkbank |
snitselbank:
snitsǝlba.ŋk (L318a Keent)
|
In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.]
II-12
|
24330 |
werpen van jongen |
jongen:
jónge (L318a Keent),
lammen:
spec. van schapen of geiten gezegd
laame (L318a Keent)
|
jongen (ww), werpen || werpen
III-4-2
|