17955 |
hinken |
hinkelen:
hinkələ (L320b Kelpen)
|
Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25008 |
hoek (tussen twee lijnen) |
hoek:
hoo.k (L320b Kelpen)
|
de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22358 |
hoepel |
hoepel:
hoepel (L320b Kelpen),
reep:
reip (L320b Kelpen)
|
a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
repen:
reipe (L320b Kelpen)
|
b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21866 |
hogen |
hogen:
hûugə (L320b Kelpen)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21966 |
hok om te paren |
kweekhok:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
kweekhok (L320b Kelpen)
|
een hok speciaal om er te paren en te broeden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22139 |
hoklijst |
hoklijst:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
hoklie.st (L320b Kelpen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hoklijst, lijst waarop alle duiven moeten worden ingeschreven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24324 |
hommel |
hommel:
WLD
hommel (L320b Kelpen)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
korst:
korst (L320b Kelpen),
stomp:
stomp (L320b Kelpen)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19782 |
hondenhok |
hondskooi:
hondskooi (L320b Kelpen),
hondskot:
hons-kot (L320b Kelpen)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|