id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33168 | aardappelschil | schil: sxęl (Kerkhoven) | Het velletje van de vrucht van de aardappel. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5 |
33164 | aardappelstruik | bos: bǫs (Kerkhoven) | Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.] I-5 |
33482 | aardbei | aardbezie: èrbèzië (Kerkhoven) | I-7 |
17653 | aars | gat: gat (Kerkhoven), kont: kǫnt (Kerkhoven) | [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars, darmuitgang [N 10c (1995)] I-9, III-1-1 |
17654 | aarsspleet | voor: voor (Kerkhoven) | aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)] III-1-1 |
33619 | abrikoos | abrikoos: abrikoze (Kerkhoven) | I-7 |
33984 | achterhaam | achterhaam: axtǝrhām (Kerkhoven) | Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10 |
33802 | achterknie | bovenknie: bōvǝkni (Kerkhoven), hak: hak (Kerkhoven) | Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9 |
17651 | achterste | achterste: achterste (Kerkhoven), gat: gat (Kerkhoven), kont: kont (Kerkhoven) | [N 10c (1995)] III-1-1 |
19445 | achteruit | achteruit: axtǝrø̜t (Kerkhoven), hup-terug: hø̜p tryx (Kerkhoven), terug: tryx (Kerkhoven) | Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10 |