33726 |
hek aan de ingang van een wei |
hekken:
hɛkǝ (Q121p Kerkrade),
poort:
poats (Q121p Kerkrade),
vouwer:
vǫu̯wǝr (Q121p Kerkrade)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19461 |
hek, hekwerk |
staketsel:
štaŋkɛtsəl (Q121p Kerkrade)
|
staketsel
III-2-1
|
19488 |
hek, poortje |
garnei:
RhWb kol. 1032
jarnai̯ (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
klein tuinpoortje || laag tuinpoortje
III-2-1
|
23906 |
hel |
hel:
hel (Q121p Kerkrade)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
allerzeits:
al⁄lerzaits (Q121p Kerkrade),
berhaupt (du.):
uberhaupt⁄ (Q121p Kerkrade),
ram:
ram (Q121p Kerkrade),
volstendig:
vol⁄sjtendieg (Q121p Kerkrade),
zemplig:
zemp⁄lieg (Q121p Kerkrade)
|
helemaal, geheel en al
III-4-4
|
27808 |
helling |
helling:
hęleŋ (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia])
|
Hellende mijngang, vaak voor mechanisch vervoer. Het woordtype "grâle" wordt in de mijn van Beringen gebruikt voor een hellende gang die gaat van een grote dwarsgang naar een pijler die lager ligt. [N 95, 517; monogr.; N 95, add.; Vwo 344; Vwo 367]
II-5
|
27987 |
helling van een koollaag |
het aanstijgen:
ǝt āštījǝ (Q121p Kerkrade
[(Emma)]
[Julia]),
het invallen:
ǝt e.nvalǝ (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
ǝt evalǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De hoek die een koollaag maakt met het horizontale vlak. Deze hoek, de hellingshoek, kan 0 tot 90 graden bedragen. Naar gelang de hellingshoek onderscheidt men vlak liggende, halfsteile en steile lagen. Het overgrote deel der koollagen in Zuid-Limburg (Ned.) ligt onder een flauwe helling. Soms komen daar halfsteile en steile hellingen voor (Driessen, pag. 8). [N 95, 519; monogr.]
II-5
|
18998 |
helpen |
helpen:
hel’pe (Q121p Kerkrade),
heͅlpən (Q121p Kerkrade)
|
helpen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
34354 |
helpen bij het biggen werpen |
afhalen:
āfhoalǝ (Q121p Kerkrade)
|
De zeug helpen bij het werpen van de biggen, gezegd van de boer. [N 76, 40]
I-12
|
27546 |
hemd |
hemd:
hęmǝ (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
hɛ.mǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
kuilhemd:
kulhømǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
kulhęmǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.]
II-5
|